Rekenvoorwaarden |
|
Hoeveelheidsbegrip 2: |
Begeleidingsdienst voor vrijescholen P. van Meurs
Venster hoeveelheidsbegrip 2
Hoeveelheidsbegrip 2
Een doorkijkje naar het onderwijs
- ‘Juffie, heb je nog wat zandzakken? Drie is niet genoeg’.
- De kinderen zitten aan tafel voor het eten. Ik zet bij ieder kind een kopje thee. Een meisje meet de hoeveelheid met haar buurmeisje. ‘Ik heb altijd minder’, zegt ze. Ik zing: ‘Soms heb je geluk en soms heb je pech’. ‘Ik heb altijd pech’. ‘Wie weet’, zong ik weer, ‘heb je morgen geluk’.
- A. wilde koffie voor mij halen, maar de beker was erg groot en ik zei: ‘Vraag of meneer Joep er minder dan de helft inschenkt.’ De boodschap was precies overgekomen.......
- ‘Ik ben de vierde’, zegt een meisje, terwijl ze in de kring komt zitten, waar slechts één kind aanwezig is. In de gang waren nog twee kinderen hun pantoffels aan het aantrekken.
- Juffie, mogen we water in het huisje?’ ‘Het blauwe kannetje mag halfvol, laat maar even zien.’ Of: ‘Je mag één kannetje water, niet meer”.
- Ik was golven aan het knippen uit een reep goudkarton. ‘Hé, nu heb je er opeens twee’, riep een kind.
- ‘ O, jij maakt acht verjaardagsbloemen uit één stuk papier’, hoor ik naast me zeggen.
- ‘We hebben vandaag een volle pan soep’.
- ‘ Ja, met mijn prei erbij zijn het er 6’.
- J. was de rozijnen aan het uitdelen. Ik zei: ‘Denk je ook aan de kinderen bij de kisten en planken?’ Ze keek naar haar drie rozijnen op het bordje en zei: ‘Dan is er één te weinig’ (er mogen altijd maximaal 4 kinderen bij de kisten en planken spelen.) ‘Ga maar eens kijken’, zei ik. Ik wist dat er drie kinderen speelden. Lachend kwam ze de klas binnen: ‘Precies goed’, zei ze.
- We kregen tuinbonen voor de soep. Een ‘wonder’ vonden ze het om als tuinboon in zo’n zacht bedje te mogen liggen. We haalden alle tuinbonen uit bed en telden ze; ‘1,2,3,4,5,.... o, deze wil weer in bed....4,5,6,..’ ‘Wij weten dat wel hoor juffie, ons kun je niet foppen!’
- Iedere situatie om te tellen en het hoeveelheidbegrip te helpen ontwaken, grijpen we aan en zo ook met het verhaal van Jozef en Maria: ik begon met het vertellen van het verhaal dat keizer Augustus wilde weten hoeveel mensen er in zijn land woonden en hij een manier verzon om ze te tellen. Hij zei dat alle mensen naar de plaats moesten gaan waar ze waren geboren. In de ene plaats waren wel tien mensen geboren, in de andere plaats wel twintig en daar (in de hoeken aanwijzen) misschien wel honderd. Zo kon de keizer ze dan goed tellen. ‘ O..... ik snap het’, klonk het. ‘Dus als je in Boxmeer bent geboren, hoef je niet op reis.......’ Geweldig, deze ontdekking. ‘Ja, en ik weet hoeveel 100 en 20 is: 120’, zei een ander.
- Ch. zegt: ‘Juffie, ik heb in mijn weefwerk 89 draden en vandaag ga ik er 3 bij doen. Dan heb ik er dus 92!!’ ‘Mag ik dat tellen?’ vroeg ik. Het waren er inderdaad 89!
- Vraag: ‘Hoe kun je bv. twee laten zien, maar je mag het niet zeggen?’ Ze verzonnen: klappen, stampen, hoofd van links naar rechts, ja knikken, neus van links naar rechts duwen, knieën om beurten optrekken, armen kruisen (om de beurt), benen kruisen, kiezen klapperen, schouders ophalen, tong uitsteken, op onderlip en dan op bovenlip bijten, knipogen, bolle wangen maken, eerst links en dan rechts...... Je zou er zelf niet opkomen........
Wat kunnen we doen om het bewustzijn hiervoor te helpen ontwikkelen?
Het toepassen van de bovenstaande ervaringen en deze uitbreiden.